Fruit

Fruitje van een cent of pittige delicatesse?

De ene vruchtbare periode is de andere niet en wie zelf kweekt, laat zich niet om de tuin leiden. Toch evolueerde de mensheid van een eigen ’tuin van eten’ steeds meer naar een afhankelijkheid van de geprofessionaliseerde fruitsector.

Maak kennis met een bloeiend verhaal dat appelen met peren durft vergelijken. 

Begin 19de eeuw groeiden de toepassingen voor fruitwerking als kool.

Geschiedenis

Het einde van de Romeinse heerschappij betekende meteen de ondergang van de fruitteelt die zij in onze regio hadden geïnstalleerd. Pas in de middeleeuwen pikten geestelijken de draad weer op en teelden enkele goede fruitrassen binnen de abdijmuren.

Doorheen de 14de eeuw verspreidde de fruitteelt zich langzaam over het platteland en gingen boeren steeds vaker een kleine boomgaard aanleggen nabij hun erf. De zure inheemse appels en peren werden een absolute smaakmaker bij de middeleeuwers die dol waren op zuur.

Vanaf de 15de eeuw schoten moestuintjes als aardappelen uit de grond. Vrijwel iedereen kon dankzij een eigen ‘tuin van eten’ in zijn behoeftes voorzien.

Omdat fruit seizoensgebonden is, werden al snel andere manieren gezocht om het rendement van de moestuin doorheen het hele jaar zo hoog mogelijk te houden. Op zolder werden bepaalde appelsoorten op stro bewaard om ze tijdens de winter te consumeren. Monniken plukten dan weer onrijpe peren en rijpten ze in speciaal daarvoor ingerichte ruimtes en kasten. Stilaan werd ook met fruit geëxperimenteerd om een gisting te bekomen en alcoholische drankjes te distilleren.

De toenmalige dokters volgden de populariteit van fruit met argusogen, maar gezondheid was voor niemand prioriteit. Mensen verorberden kersen, krieken, peren, appels en pruimen naar hartenlust en plukten wilde vruchten zoals braambessen, stekelbessen, moerbeien en mispels.

Bij belangrijke gelegenheden kregen vorsten en andere vooraanstaanden verse vruchten als geschenk. Met de kruisvaarders kwam ook de techniek van gekonfijt fruit uit het Zuiden overgewaaid. Pas aan het einde van de middeleeuwen zagen bosbessen, aardbeien en frambozen het levenslicht. Perziken bleven zeldzaam en abrikozen praktisch onbekend. In het Zuiden deed de meloen zijn intrede.

Na de middeleeuwen bleef de productiefunctie van de fruittuin aanvankelijk minder belangrijk dan de esthetische eigenschappen en de status die met het hebben een fruittuin en bepaalde fruitvarianten gepaard gingen.

In de 16de en 17de eeuw werd volop geëxperimenteerd en vernieuwd door geestelijken en mensen van adel op het vlak van verdeling (enten) en snoeitechnieken. De opbrengst en de kwaliteit van het fruit groeiden sterk. Aanvankelijk in Frankrijk, daarna ook in België dat de beredeneerde snoei verder integreerde en aanpaste aan het koudere klimaat. Verdere experimenten leidden in de 18de en begin 19de eeuw tot het ontstaan van spectaculair veel nieuwe fruitrassen, zoals een duizendtal perenvariëteiten. De toepassingen voor fruitverwerking groeiden als kool, toch bleef fruitproductie op zich geen prioriteit.

Ondertussen nam ook het aantal boomgaarden op het platteland toe. De fruitteelt bleef hierbij ondergeschikt aan de veeteelt en dat had invloed op de benadering van de boomgaard. De boomgaarden dienden eerder als schaduwbrengers voor de kudde, werden niet intensief verzorgd en omdat het fruit niet hapklaar bereikbaar mocht zijn voor de dieren, werd voor hoogstambomen gekozen. De vruchten werden ruw geoogst door te schudden en te slaan en dienden louter voor eigen gebruik.

Experimenten leidden in de 18e en begin 19de eeuw tot het ontstaan van een duizendtal perenvariëteiten.

Na 1900 floreerde de fruithandel. De zoektocht naar een meer rendabele boomgaard werd van primair belang en steeds meer boeren gooiden het roer om.

Laagstam monocultuur, waarbij laagstammige fruitbomen per fruitsoort gegroepeerd werden, won letterlijk terrein. Boomgaarden werden steeds uniformer en vanaf 1930 stapten de boeren volledig over op monocultuur. De selectie van de fruitsoorten verliep almaar strenger. Limburg, Oost-Vlaanderen, Brabant en Luik speelden een hoofdrol op fruitteeltgebied.

Hoewel de boeren hun fruit steeds meer begonnen zien als fundamentele appel voor de dorst, lieten ze organisatorisch steken vallen. Het gebrek aan zorg en visie bij het selecteren en verpakken van het fruit creëerde achterstand op internationaal niveau. De fruitexport verliep te nonchalant. Treinwagonnen werden (bijna letterlijk) vol gegooid met appels in bulk die na een lange ongekoelde tocht vaak ernstig gehavend op hun eindbestemming aankwamen.

De ongeremde import en de populariteit van keurig verpakt en gesorteerd Amerikaans fruit zorgde rond 1930 voor opschudding. De Belgische fruitmarkt stuikte hierdoor even in elkaar. De overheid haalde snel wat rotte appels uit de mand en greep in. Een bundel richtlijnen rond fruitsortering en -verpakking was de eerste stap. Fruit moest voortaan op variëteit, diktemaat en kwaliteitsklasse worden gesorteerd voor het verpakt werd. Ook de verpakking werd gestandaardiseerd. Voortaan primeerde kwaliteit op kwantiteit, een revolutionaire aanpak die werkte en ervoor zorgde dat de Belgische fruitsector niet langer tot moes werd geslagen.

De opkomst van de veilingen trok het sorteer- en inpakwerk uit de handen van de teler en ook de kant van de klant evolueerde. Vanaf de jaren ‘50 kon de klant zichzelf in de winkel bedienen in winkelrekken met voorverpakt fruit. Het fruit hoefde niet meer achter de toog uitgestald te worden in kisten.

De inmenging van de overheid ging verder. In de sixties werd een wet geïnstalleerd die het fruit onderscheidde aan de hand van kwaliteitsklassen. De veilingen sorteerden het fruit per kwaliteitsklasse, eerst manueel en later via dure sorteermachines. Vandaag worden vruchten in een recordtempo uit alle hoeken gefotografeerd en daarna digitaal in de juiste kwaliteitscategorie gesorteerd via Intelligent Quality Sorting systemen.

De Belgische appelsector belandde in de jaren ’80 in een ware veldslag.
Ons land werd overspoeld door de Franse Golden die onze Golden Delicious, goed voor 60 procent van de Belgische appelproductie, in kwaliteit overtroefde.

België liet zich maar even de grond inboren en stapte snel over op talrijke investeringen en een heroriëntering naar andere fruit-en appelrassen. Die inspanningen werden beloond waardoor onze Belgische fruitsector haar concurrentiepositie helemaal in ere kon herstellen.

Mede door de opkomst van de veilingen werd de Belgische fruitsector niet langer tot moes geslagen.

  • Goesting in Vlaanderen. Wat wij al eeuwenlang lekker vinden – Eddy Niesten – 2009 – Davidsfonds Uitgeverij
  • https://versinspiratie.nl/groente-en-fruit/historie-groenten/historie-van-de-groenteboer#:~:text=In%20Europa%20begon%20het%20telen,Noorden%20van%20Europa%20bekend%20werd.
  • De middeleeuwse teljoor – Eric De Keyser – 2020 – Uitgevrij Skribis
  • https://www.samenferm.be/netwerk/appelbabbel/appelteelt
  • https://cagnet.be/page/fruitteelt
  • https://inventaris.onroerenderfgoed.be/themas/133

Ontdek meer culinair erfgoed

OKW
Fridge